Het consultatieteam D-zep start met cliënten die verblijven op een afdeling psychogeriatrie van het verpleeghuis.
Het consultatieteam is aanvullend op de reguliere zorg. De cliënt wordt tijdens het consultatietraject niet overgeplaatst, maar blijft in de huidige woonsituatie.
De consulent komt langs op de afdeling, en sluit aan bij een cliëntbespreking met het zorg- en behandelteam van de cliënt. Bij voorkeur sluiten hierbij ook de belangrijke naasten aan. Tijdens deze bespreking heeft de consulent als doel om inzicht te krijgen in:
- De cliënt, zoals deze nu is maar vooral ook hoe het leven er voor de dementie uit heeft gezien
- Omschrijving van het zeer ernstige probleemgedrag
- Benaderingswijze die wordt toegepast
- Ervaringen van acties die nu en in het verleden zijn ingezet en wat hiervan de resultaten zijn geweest
Aan het einde van de bespreking wordt een heldere hulpvraag vastgesteld waarmee de consulent aan het werk gaat.
Na deze bespreking volgt een periode van observatie. De consulent spreekt met betrokken medewerkers, behandelaren en familie afzonderlijk. Ook kan de consulent de cliënt observeren; dit kan bijvoorbeeld tijdens een zorgmoment zijn wanneer de cliënt interactie heeft met een zorgverlener, maar het kan ook zijn op een moment waarop de cliënt alleen is. Op deze wijze vormt de consulent zich een beeld bij het zeer ernstig probleemgedrag en vooral welke factoren meespelen in het ontstaan van het gedrag. Dit kunnen dingen zijn die een negatieve invloed hebben, maar vaak zijn dit ook dingen die een positieve invloed hebben op het gedrag.
Voor een goede analyse van het zeer ernstig probleemgedrag wordt er altijd multidisciplinair gekeken naar alle aspecten die bepalend zijn voor de kwaliteit van leven. Er wordt gekeken naar psychische, sociale en lichamelijke factoren. Maar ook de omgeving van de cliënt wordt hierin meegenomen, een inventarisatie van hulpmiddelen, het wel of niet aanwezig zijn van prikkels en de relatie met andere mensen. Positieve en negatieve momenten in de dagstructuur worden in kaart gebracht. Er wordt gekeken naar het verleden van de cliënt en naar de huidige situatie. Welke invloed heeft de huidige omgeving op de cliënt, welke relaties en handelingen zijn zinvol en welke kunnen anders? Dit betekent dat de consulent met alle betrokkenen (professionals, verwanten, cliënt zelf) goed wil begrijpen wat de oorzaak van probleemgedrag is. Hoe is het gedrag ontstaan, wat lokt het uit en wat houdt het in stand? In welke omstandigheden gaat het goed en komt het probleemgedrag dus niet voor?
Aan het eind van een consultatietraject wordt een advies geformuleerd en besproken met de betrokkenen. Tijdens het adviesgesprek wordt nagegaan wat nodig is voor implementatie van dit advies.
De betrokken consulent neemt 6 weken na het traject contact op met de afdeling om de effectiviteit van de inzet van de consultatie te toetsen. Wanneer consultatie niet voldoende effect heeft gehad, denkt het consultatieteam mee over andere mogelijkheden.